- plan
- plan1 [plã]〈m.〉1 vlak2 plan ⇒ schets, ontwerp3 plattegrond ⇒ kaart4 plan ⇒ schema, opzet, schets5 〈film〉opname ⇒ sequentie, beeldenreeks♦voorbeelden:1 〈geologie〉 plan de cassure • breukvlakplan d'eau • watervlakplan de travail • werkblad 〈in keuken〉au premier plan • op de voorgrond, vooraanhomme de tout premier plan • belangrijk, vooraanstaand manau second plan • op de achtergrondplan tangent • raakvlaksur le plan de • op het gebied vansur le plan politique • op politiek gebied, in politiek opzichtsur tous les plans • in alle opzichtensur le même plan • op hetzelfde niveau, op één lijn2 〈leger〉 plan directeur • stafkaartlever, dresser, tracer un plan • een schets, plattegrond van iets maken, iets in kaart brengen4 plans de carrière • carrièreplanningplan d'épargne sur salaire • spaarloonregelingplan d'occupation des sols • bestemmingsplantirer des plans sur la comète • luchtkastelen bouwen〈België〉 tirer son plan • zich er doorheen slaan, zich redden〈informeel〉 laisser qc. en plan • iets onafgemaakt laten liggenlaisser qn. en plan • iemand in de steek laten, laten staan5 en gros plan, en premier plan • van dichtbij, in close-up————————plan2 [plã]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 vlak ⇒ effen1. m1) vlak2) ontwerp, schets3) plattegrond4) sequentie [film]2. adjvlak, plat, effen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.